De Compagnie du Nord – Belge was het Belgische administratieve filiaal van de grote Franse spoorwegmaatschappij Compagnie des chemins de fer du Nord, die vanaf 1854 diverse Belgische spoorlijnen in Wallonië exploiteerde. Mede door de industriële revolutie zowel in Wallonië als in Noord Frankrijk was er een grote behoefte om goede spoorverbindingen te hebben aan weerszijden van de grens. Door het gebruik van haar Belgische spoorlijnen waren de industriële centra van de Borinage in Bergen, Charleroi en Luik goed bereikbaar vanuit Frankrijk.
De maatschappij exploiteerde de volgende spoorlijnen:
– Aulnoye – Bergen: Spoorlijn 96
– Jeumont – Charleroi: Spoorlijn 130A
– Givet – Dinant – Namen: Spoorlijn 154
– Namen – Luik: Spoorlijn 125 – In Luik hadden ze een eigen eindstation in Longdoz –
Daarnaast had de maatschappij ook het recht om tegen vergoeding treinen te laten rijden op het traject Charleroi – Namen (Spoorlijn 130), en daardoor konden ze ook treinen laten rijden tussen Jeumont en Luik. De maatschappij had eigen materieel en een herkenbare stationsstijl. De locomotieven waren herkenbaar aan het opschrift Nord Belge en de nummers waren van messing of wit geschilderd.
Geschiedenis
De Franse moedermaatschappij, Compagnie des chemins de fer du Nord, werd op 10 september 1845 opgericht door baron James de Rothschild. Op 28 juni 1854 namen ze in België een Engelse maatschappij over die failliet was gegaan. Daardoor verworven ze de spoorwegconcessies: Namen – Luik (lijn 125), Charleroi – Erquelinnes (lijn 130A) en Bergen – Quévy (lijn 96). Namen – Luik was al in exploitatie sinds 20 september 1851 en Charleroi – Erquelinnes was al in exploitatie sinds 6 november 1852. Ze kwamen in het volledige bezit van al deze spoorlijnen op 1 januari 1855, en de stations van Namen en Charleroi werden mits een conventie gezamenlijk met de Belgische staatsspoorwegen beheerd. De Nord-Belge werd grotendeels bestuurd vanuit Parijs waarbij hun Belgische zetel was gevestigd in Longdoz te Luik. Hun stelplaatsen waren gelegen in Saint-Martin bij Charleroi, Kinkempois bij Luik, Namen en Frameries bij Bergen.
Op 9 mei 1896 werd door de Chemin de fer du Nord – de Nord-Express-trein tussen Parijs en Sint-Petersburg in Rusland opgestart. Vanaf 1 november 1902 werden alle snel- en exprestreinen, tussen Namen en Charleroi, een staatsspoor-sectie, getrokken door Nord-Belge locomotieven, wat het aantal locomotief wisselingen voor internationale treinen beperkte. In 1930 legde de Valeureux Liégeois-trein de afstand tussen Parijs en Luik van 367 kilometer in vier uur af.
Op 1 januari 1937 werd de Franse moedermaatschappij genationaliseerd en opgenomen in de SNCF.
Op 10 mei 1940, bij het begin van de Duitse invasie, werd de Nord-Belge officieel overgenomen door de Belgische staat. Feitelijk was de maatschappij Nord-Belge op 10 mei gestopt met alle activiteiten en werd er op 5 februari 1941 besloten om met terugwerkende kracht de Nord-Belge spoorlijnen door de Belgische staatsspoorwegen te laten overnemen. Pas na de oorlog is de Nord-Belge geïntegreerd in de NMBS en werd de oorlogsschade hersteld. De overnamesom werd vastgesteld op 500 miljoen Belgische frank, en een koninklijk besluit van 30 december 1946 bekrachtigde het overnamebesluit, genomen tijdens de Duitse bezetting, en stelde met terugwerkende kracht de overnamedatum van 10 mei 1940 vast. Die datum is dus vooral een boekhoudkundige datum.
Als voetnoot voeg ik hier even aan toe dat mede en onder andere door politieke inmenging de NMBS eigenlijk veel te veel had betaald voor het materieel van de Nord-Belge omdat het sterk verouderd en/of slecht onderhouden was. Dit was eveneens zo toen de Belgische Staatsspoorwegen alle spoorlijnen en het materieel overnamen van de private ondernemingen, waarvan velen toen reeds, mede door financiële problemen, door de Belgische staat gesubsidieerd werden. En hierin ligt het eigenlijke ontstaan van de huidige miljarden schuldenberg die de NMBS nog steeds met zich meesleuren.
Bron : Wikiwand – verbeterde en bijgewerkte tekst.